Joris Relaes riep onlangs op geen publieke gronden meer te verkopen zolang openbare besturen geen doordacht landbouwgrondenbeleid hebben. Wij spraken de administrateur-generaal van ILVO over het mijnenveld dat grondenbeleid is. ‘We moeten af van het idee dat overheden geen grond mogen bezitten.’

‘Als leidend ambtenaar van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek ben ik niet snel geneigd om een publieke oproep te lanceren’, vertelt Joris Relaes over zijn recente opinie om tijdelijk geen publieke landbouwgronden te verkopen. ‘Onze onderzoekscel is verbonden aan de Vlaamse overheid dus het is niet echt aan ons om opiniërende stukken te schrijven. Toch deed ik het. Omdat we weten uit onderzoek dat OCMW’s, kerkfabrieken en lokale besturen veel landbouwgronden in bezit hebben en deze – door een gebrek aan middelen – vaak verkopen aan de hoogste bieder zonder de gevolgen voor landbouw goed in te kunnen schatten.’
 
Dat is een groot probleem, blijkt uit Hans Vandermaelens doctoraatsonderzoek. Uit zijn analyse bleek al dat de stedelijke samenleving vervreemd is van de landbouwsector en velen het te vanzelfsprekend vinden dat boeren voor ons eten zorgen.

ONWETENDHEID EN HOGE FACTUREN

‘Er is een schrijnend gebrek aan bewustzijn,’ zegt Joris Relaes. ‘Velen redeneren nog: als we de gronden verkopen, verandert de bestemming ervan niet. Landbouwgrond blijft landbouwgrond. Uit het onderzoek van Hans bleek echter dat landbouwers de toegang tot die gronden vaak verliezen wanneer de eigenaar wijzigt. Ook daar zien velen geen graten in, omdat het vaak maar over enkele hectare gaat. Toch kan dat voor een boer een wereld van verschil zijn.’ 

Zelfs besturen die bewust bezig zijn met voedselproductie zijn soms onwetend, merkt Joris op. ‘We kunnen al onze inwoners toch niet voeden met wat boeren op onze gronden telen, vragen besturen zich soms af. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Maar als je een mooi voedselbeleid op papier kan zetten, is het daarna niet genoeg om enkele discussiegroepen te organiseren, stad- en korteketenlandbouw te promoten en daar dan applaus voor te krijgen. Dan moet je het nog waarmaken en het in zijn volledigheid aanpakken.’
 
Alleen: dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De reden dat lokale actoren landbouwgrond verkopen, is vaak omdat ze gewoon geld nodig hebben. De prijzen van landbouwgrond zijn hoog en de pachtprijzen laag. Dan is de som snel gemaakt. ‘De achterstand van het platteland komt de laatste tijd toch weer naar boven’, vertelt Joris daarover, hintend naar de opkomst van de BoerBurgerBeweging in Nederland. ‘Er zijn ook problemen die niet stedelijk zijn. Eén van die rurale problemen is dat sommige lokale actoren kampen met een gebrek aan middelen. Neem de hoge energiekosten. Kerkfabrieken moeten hun gebouwen ook verwarmen. Om het even kort door de bocht te schetsen: dan zie je dat ze gronden die ze vaak meer dan 100 jaar in bezit hebben verkopen om die facturen te betalen.’

ECONOMISCH VS. MAATSCHAPPELIJK

Die samenloop van hoge kosten, weinig financiële middelen en een hoge landbouwgrondprijs zorgt voor een perfecte storm die (lokale) besturen er vaak toe aanzet om hun areaal te verkopen, zoals bijvoorbeeld momenteel gebeurt in Merchtem. ‘Maar voor een grondenbeleid kan je ook starten met de situatie zoals deze nu is’, zegt Joris. ‘Je hoeft niet meteen nieuwe gronden aan te kopen om een actief beleid gaan voeren zoals bijvoorbeeld wel voor natuur en bos wordt gedaan – iets waar ik trouwens niets op tegen zou hebben. Je kan immers ook gewoon beginnen met de grond die je als overheid al in handen hebt.’
 
Dat vergt volgens Joris een mentaliteitswijziging. ‘We moeten af van het idee dat overheden geen gronden mogen bezitten’, zegt hij. ‘Niet zo lang geleden was het kot nog te klein toen het Brusselse Gewest aankondigde dat het landbouwgrond wilde aankopen om de biodiversiteit te bewaren en lokale landbouw te promoten. Communistisch, klonk het zelfs. Dat was er echt over. Vooral omdat overheden altijd al grond in bezit hebben gehad: van de middeleeuwen over kloosterordes tot OCMW’s.’

Over de relatie tussen overheid en landbouw heeft Joris de laatste tijd vaak discussies. ‘Vooral over het feit of landbouw nu een economische dan wel maatschappelijke sector is’, legt hij uit. ‘Ik denk dat landbouw op de scheidslijn van beide zit. Langs de ene kant is het een economische sector, maar met een enorm belangrijke maatschappelijke rol.’ De overheid moet volgens hem dan ook zijn verantwoordelijkheid nemen. ‘En dat kan door een bedachtzaam grondenbeleid op te stellen en het schaarser wordend patrimonium te beschermen en gebruiken.’
 
De reden dat zo’n landbouwgrondenbeleid laag op de agenda staat, zijn verschuivende belangen. ‘Als je terugkijkt naar het verleden, was voedselvoorziening een belangrijke bezorgdheid voor besturen. In een geglobaliseerde wereld als vandaag speelt dat minder.’ Natuur en biodiversiteit zijn een grotere prioriteit dan voedselvoorziening, al zegt Joris dat we stilaan moeten opletten. ‘Als we kijken naar de klimaatverandering en hoe mijn collega-onderzoekers uit het Middellands Zeegebied daar op reageren, dan ziet het ernaar uit dat we het daar in de toekomst meer over zullen hebben. Ik sprak pas met onderzoekers uit Montpellier en zij zijn bang dat ze het Middellands Zeegebied niet meer kunnen voeden.’

BODEMPASPOORT

Joris ziet gelukkig wel een oplossing: weer aandacht aan onze bodem besteden. ‘Dat is iets waarmee we partijen die elkaar regelmatig in de haren vliegen kunnen verzoenen’, gelooft hij. ‘Gezonde bodems zijn immers goed voor alles: het is goed voor het klimaat, milieu, biodiversiteit en goed voor de landbouwer, want die houdt meer productiepotentieel over. Ik denk dat er rond bodem veel coalities gesmeed kunnen worden. Het is een mooie toegangspoort tot constructieve gesprekken.’
 
‘We moeten de bodem terug naar waarde beginnen te schatten en het weer beschouwen als een levend organisme dat we niet 100% kunnen controleren. Niet enkel de landbouwsector moet zijn bodem koesteren, ook de sectoren stroomafwaarts – zoals de voedingsindustrie. Dan heb ik het bijvoorbeeld over aardappelverwerkers die niet zomaar tegen boeren kunnen zeggen dat ze op de 10e september de aardappelen moeten rooien omdat dan hun productielijn klaar staat voor de oogst uit die of gene gemeente. Nee, we moeten allemaal samen kijken hoe we dat aanpakken. Anders zagen we de tak af waar we op zitten.’
 
Met het ILVO werkte Joris dan ook een bodempaspoort uit. ‘Dat paspoort is een soort databank. Vroeger fietste de boer op zondag langs zijn velden en noteerde hij in een schriftje hoe zijn grond erbij lag, of hij onthield het gewoon, nu hebben boeren zoveel grond dat ze die info beter in een databank steken.’
 

Koudwatervrees

Hoewel dat bodempaspoort quasi klaar is om uitgerold te worden, voelt Joris koudwatervrees bij zowel landbouwers als laboratoria. ‘Sommigen vrezen dat de overheid al die info gaat controleren. Zij hebben schrik dat zij er dan iets verkeerds mee gaat doen. Spijtig dat de argwaan naar de overheid zo groot is. Het bodempaspoort is geen controlerend instrument. Het is een management tool om de boer te helpen wanneer deze een grond koopt of een andere teelt wil zetten. Zoals een energielabel, maar dan uitgebreider.’
 
Of het bodempaspoort in de toekomst ook gebruikt kan worden om boeren te stimuleren hun bodems te verbeteren? ‘In het huidige Gemeenschappelijk landbouwbeleid zitten volgens mij al sporen die boeren incentives geven om op bodem in te zetten’, zegt hij. ‘Maar we moeten wel opletten dat we niet te veel gaan compartimenteren, zoals in het milieubeleid. Je kan kijken naar hoe bepaalde facetten van de bodemkwaliteit verbeterd worden, zoals het koolstof- of nitraatgehalte. Maar je moet vooral het totale plaatje bekijken. Met het Instituut voor Natuur en Bos zijn we ook in gesprek om de biodiversiteit van de bodem nog objectiever te meten. Want als je de biodiversiteit van de bodem meet, dat heb je een indicator voor bijna alles.’
 
Naast dat nuttige bodempaspoort zet het ILVO ook verder in op mensen bewust maken van het belang van de bodem. ‘Daar proberen we debat voor op gang te brengen’, zegt hij. ‘In het STAM zal volgend jaar de tentoonstelling Gentse Gronden te zien zijn, dat we vanuit het ILVO op poten zetten. Die gelegenheid zullen we ook aangrijpen om discussie op gang te brengen. Wij blijven dus zeker op het belang van betere gronden en bodems wijzen. En dat doen jullie met De Landgenoten ook. Waarvoor dank! Het is nodig.’

Help jij mee aan een duurzamere landbouw en voedselproductie? Word landgenoot en maak met een beetje grond een wereld van verschil.