De examens zijn afgelegd, de thesissen verdedigd, de vakantie begonnen. Jutta Crois (24) herinnert zich het gevoel nog goed. Haar thesis, die ze vorig jaar indiende, won onlangs de prijs voor beste masterproef in agro-ecologie en biologische landbouw met haar onderzoek naar CSA-boerderijen en wilde bestuivers. “Het is hoopgevend dat CSA-boerderijen even goed scoren als graslanden.”

Proficiat met je prijs, Jutta! Waar ging je onderzoek precies over?

"Ik onderzocht hoe belangrijk CSA-boerderijen zijn voor wilde bestuivende insecten, zoals bijen en zweefvliegen. Vooral in periodes waarin er weinig bloemen in de natuur zijn, kunnen die kleinschalige, diverse boerderijen een belangrijke voedselbron zijn. En dat blijkt ook zo te zijn!"

Waarom wilde je dat onderzoeken?

"Ik ben al lang geïnteresseerd in de vraag hoe landbouw en natuur samen kunnen gaan. Tijdens mijn opleiding als bio-ingenieur aan de Universiteit Gent kwam dat onderwerp voor mij te weinig aan bod. Initieel zou het onderzoek focussen op wilde bestuivers in appelboomgaarden, maar uiteindelijk werd het veranderd naar CSA-boerderijen. Daarover is nog weinig onderzoek gebeurd, dus het leek me extra interessant."

Waarom zijn wilde bestuivers zo belangrijk?

"Wilde bijen en andere bestuivers zijn onmisbaar voor de natuur én voor onze voedselproductie. Ze zorgen voor meer biodiversiteit, maar ook voor meer en beter voedsel. Helaas gaan hun aantallen achteruit, vooral in regio’s met intensieve landbouw zoals Haspengouw."

Jutta en haar promotor Maxime Eeraerts aan het werk
Jutta en haar promotor Maxime Eeraerts aan het werk.

 
Hoe heb je je onderzoek aangepakt?

"In de zomer van 2023 bezocht ik samen met collega’s zestien CSA-boerderijen, waaronder het Wijveld en ’t Lekkerland, twee boerderijen op gronden van De Landgenoten. We vergeleken elke CSA-boerderij met een grasland in de buurt, omdat die bekendstaan als goede plekken voor bestuivers in de nazomer.
Op elk terrein onderzochten we twee stukken van 50 vierkante meter. We telden het aantal plantensoorten en bloemen, en vingen alle insecten die bloemen bezochten. Daarna bepaalden we welke soorten het waren en op welke planten ze zaten. We keken vooral naar bijen, vlinders, zweefvliegen en wespen."

Wat viel je op in de resultaten?

"We zagen dat CSA-boerderijen evenveel verschillende plantensoorten voorzien als graslanden. Er stonden zelfs méér bloemen op CSA-boerderijen. De soorten bloemen verschilden wel tussen de twee plekken. Dat is goed nieuws, want het betekent dat ze elkaar kunnen aanvullen als voedselbron voor insecten.
In totaal vonden we 2.138 insecten van 135 verschillende soorten. Het aantal soorten was ongeveer gelijk op beide locaties. Wel zagen we dat graslanden vooral bijensoorten aantrekken die ‘specialistisch’ zijn – die maar op één of enkele bloemen foerageren. Op CSA-boerderijen vonden we vooral algemene soorten, die veel verschillende bloemen bezoeken."

veldwerk
Jutta onderzoekt hoeveel plantensoorten, bloemen en wilde bestuivers er zijn. 

 
Wat kunnen we daaruit besluiten?

"Graslanden blijven erg belangrijk voor de natuur, vooral voor de specialistische bijensoorten. Maar CSA-boerderijen kunnen ook veel betekenen, zeker in de nazomer wanneer er elders weinig bloemen zijn. Dankzij hun mix van gewassen, bloemen en struiken vormen ze een waardevolle aanvulling op bloemenranden of houtkanten. En het grote voordeel is: het gaat om landbouwgrond die tegelijk ook iets oplevert voor de boer."
"De conclusie is dus: graslanden én CSA-boerderijen samen bieden de meeste kansen voor wilde bestuivers."

En nu? 

"Ik hoop dat andere onderzoekers hierdoor ook meer interesse krijgen in dit soort onderwerpen. En voor CSA-boeren is het fijn om te zien dat hun inspanningen ook wetenschappelijk erkend worden. Ze zijn echt inspirerende voorbeelden voor andere boeren die misschien nog twijfelen."